Articles Comments

Alfred Vierling » in het Nederlands » Janmaat, Wilders, en het bezwijken van de democratische natiestaat

Janmaat, Wilders, en het bezwijken van de democratische natiestaat

. Lezing.
26 november 2015 3 reacties

lezing door Joost Niemöller

Gisteravond gaf ik een lezing bij het Forum voor Democratie op de Herengracht in Amsterdam. Iedere week organiseert Thierry Baudet hier een avond met een spreker. Baudet maakt zich zorgen over het functioneren van onze huidige democratie en ik denk dat hij daar een punt heeft, dus die avonden zijn de moeite van het bezoeken waard.

Ik mocht (voor een bomvolle zaal, de mensen zaten tot op de trappen) spreken over mijn boek De verschrikkelijke Janmaat, en besloot daarop te doen wat ik in dat boek met opzet niet heb gedaan: Het bredere politiek kader schetsen, dat verklaart waarom in Nederland de democratie voor Janmaat niet bestond. Janmaat kwam in opstand tegen de grote lijn van de globalisering, aangehangen door de elites in Nederland, maar het is veel groter dan dat. Die globalisering leidt tot aanhoudend diffuus geweld en een steeds grotere betekenis voor etnische en religieuze groepsvorming, waaronder de democratische natiestaten bezwijken. Het verzet tegen Wilders valt in datzelfde licht te zien.

Hieronder de lezing.

Hans Janmaat zei in een nooit gepubliceerd interview met de politicoloog Meindert Fennema: ‘Voor mij bestaat de democratie niet.’ Mijn boek De Verschrikkelijke Janmaat gaat voor een deel over het functioneren en vooral ook niet-functioneren van zijn beweging, maar belangrijker is wat ik wilde zeggen met de subtitel van het boek: Nederland en de Centrumpartij. Dat gaat dus over de vraag: Hoe ging de Nederlandse democratie om met een politieke stroming die zich verzette tegen de leidende ideologie?

Niet democratisch dus.

Als ik het heb over de ‘leidende ideologie’, ga ik met opzet voorbij aan wat toen in Nederland gold als de belangrijkste politieke en maatschappelijk tegenstelling, die tussen links en rechts. Wat met name in de jaren zeventig voor velen een fascinerend gezelschapspel was. Het hoofdtheater. Wiegel tegen Den Uyl. Snappy uitspraken die een hele generatie zich nog zal kunnen herinneren. Maar het ging hier volgens mij om een schijntegenstelling die zich liet uittekenen in procenten verschillen in begrotingen. Voor velen ging het dus tussen links en rechts, maar eigenlijk tussen ‘de grote drie.’ Zowel de sociaaldemocratie, als de restanten van de Christelijke zuil, als de liberalen, het zogeheten ‘driestromenland’ vertegenwoordigden in werkelijkheid steeds dezelfde heersende klasse. Wat daarbuiten valt wordt in de media en door de gevestigde politiek domweg niet gezien als onderdeel van deze democratie. Soms omdat dit ook werkelijk geen democratische stromingen betreft, zoals vroeger de NSB en de CPN. De Centrumpartij van Janmaat, als onderdeel van een beweging die in de media meestal ‘populistisch’ wordt genoemd, werd in diezelfde sfeer gezien. Niet voor niets noemde bijvoorbeeld Paul Witteman vertegenwoordigers van de Centrumpartij ‘niet-democratisch’. En dat was nog een milde term. De vergelijking met de NSB werd veel vaker getrokken. Tegenwoordig is er over dergelijke vergelijkingen bij Wilders discussie. Toen niet. Voor die groep golden dus ook andere spelregels. Met wat buiten de democratie viel, hoefde je kennelijk ook niet democratisch om te gaan. Of, zoals Fennema vroeg aan Van Tijn; Geldt vrijheid van meningsuiting ook voor racisten? Niet dus.

Er is trouwens wat dat betreft niet zo heel veel veranderd. Ook niet in de terminologie. In België werden enkele dagen terug de vertegenwoordigers van het Vlaams belang niet uitgenodigd voor een parlementaire herdenking van de aanslagen in Parijs, met de toevoeging dat het hier om ‘niet-democratische’ vertegenwoordigers ging. Ook de PVV wordt vaak omschreven als niet-democratisch. Bijvoorbeeld als Wilders het heeft over een nep-parlement. Wat, als je daar even eerlijk over nadacht, natuurlijk juist een schreeuw was om meer democratie. Maar dan om wat hij noemde echte democratie, dat wil zeggen echte vertegenwoordiging van wat ‘het volk’ denkt. Bijvoorbeeld over het sluiten van de grenzen. Het afschaffen van het parlement was niet de suggestie waar hij mee kwam.

Ik ontdekte tijdens het schrijven van mijn boek dat de Nederlandse inlichtingendienst, toen BVD, in hun eigen rapportages vaststelde dat de Centrumpartij weldegelijk een democratische groepering was. De eigen organisatie was zelfs zo democratisch, dat ze op een bepaald moment hun eigen leider, Hans Janmaat, uit de partij hebben gezet. Maar belangrijker nog: Janmaat en de zijnen streefden op democratische wijze de uitvoering van hun ideologie na. Ze wilden geen revolutie, riepen niet op tot geweld, wilden zelfs meer democratie in Nederland: In hun eerste tienpunten programma stelde de Centrumpartij voor om referenda in te voeren. Nu wordt dat laatste binnen de zittende elite ook als ‘nazistisch’ aangemerkt, want was het niet juist Hitler die door middel van referenda zijn zin doordrukte? En zo wordt alles steeds weer verdraaid. In Duitsland bijvoorbeeld is dat nog steeds het belangrijkste argument tegen referenda. Men is daar als de dood voor ‘het volk.’ Ik denk overigens niet dat dat helemaal onzin is. Het nazisme, samen met de verering van Hitler, was zeer populair. Duitsland werd verslagen, de ideologie werd onderdrukt. Maar is hij daarmee verdwenen? Met iets wat in de taboesfeer ligt kun je dat nooit zeker weten. En wanneer je wel eens spreekt met gewone Duitsers, buiten het zicht van een camera, krijg je andere verhalen.

niemoller

Maar we hebben het hier niet over Hitler. We hebben het hier over Janmaat. Gaat dan ook de onderdrukkingstactiek van de overwinnaars op? Ja, zei de leidende klasse in de jaren tachtig en negentig.

Er zijn verschillende strategieën in de Nederlandse ‘democratie’ om om te gaan met groeperingen die zich keren tegen de internationale, leidende lijn, die de lijn is van de overwinnaars van na de oorlog. En die dus als niet-democratisch worden bestempeld.

Uitsluiten door negeren.
Uitsluiten door demoniseren.
Uitsluiten door verbieden.
Insluiten via pacificeren.

Bij Wilders worden nu alle vier de strategieën toegepast, naar gelang de politieke verhoudingen en wat er speelt in de actualiteit. Bij Janmaat was er alleen sprake van de eerste drie vormen van uitsluiting.

De ideologie van Janmaat werd genegeerd. Er werd domweg niet gesproken over wat Janmaat wilde. Namelijk minder immigratie, geen multicultuur. Er was dus ook geen inhoudelijke discussie. Wanneer Janmaat sprak in de Kamer, liep de zaal leeg en werd er niet over bericht in de media.
Janmaat werd, net als Pim Fortuyn en Geert Wilders, gedemoniseerd, door hem in de nazihoek te zetten. Dat kan in allerlei varianten, maar bij Janmaat gebeurde dat het meest uitgesproken. Janmaat en de zijnen werden door politici, wetenschappers en in de media zonder enig voorbehoud neergezet als de voortzetting van het naziregime. Van enige bewijsvoering was geen sprake. Gezegd moet daarbij wel worden dat de Janmaat beweging het zich erg lastig maakte door contacten te onderhouden met de weduwe Rost van Tonningen, die ook na de oorlog een uitgesproken aanhangster bleef van het nazisme. Dat was typerend voor het politieke amateurisme van de Centrumbeweging. Janmaat ging van de weeromstuit steeds meer lijken op het beeld dat van hem geschapen werd. Al was er bij hemzelf geen sprake van nazistische sympathieën of anti-semitisme. Wat hem wel werd toegedicht. Bijvoorbeeld op zeer amorele wijze door Elsevier. De demonisering van Janmaat was grenzeloos. Er kwam een enorme energie bij los. Het was vooral ook lekker, want zo kon na de oorlog iedereen zich bij de ‘goeden’ aansluiten zonder daar al te veel voor te moeten doen.
Er werd door linkse politici telkens weer opgeroepen de Centrumpartij te verbieden. Uiteindelijk werd de Centrumpartij ook min of meer verboden, een ingewikkeld proces, maar dat gebeurde toen het nog slechts een splintergroepering was waar Janmaat allang geen betrokkenheid meer bij had. Het OM voerde een activistische koers ten aanzien van de Centrumbeweging. Er werden zo’n driehonderd rechtszaken gevoerd, overigens deels ook omdat de Centrumbeweging zelf zaken voerde tegen de demonisering. Het was lastig om Janmaat veroordeeld te krijgen vanwege racisme, maar uiteindelijk lukte dit omdat Janmaat op een demonstratie had gezegd: ‘Als ik aan de macht kom, schaf ik de multiculturele samenleving af.’ Daarmee werd dus niet zijn partij verboden, maar wel de essentie van het gedachtegoed van de partij. Al zeventien jaar lang was dit de kritiek op het multiculturele model geweest. Iets wat in Nederland breed, dat wil zeggen van ‘links’ tot ‘rechts’ gedeeld werd.

Het is van belang om hier vast te stellen dat veel van de ideeën van Janmaat nu algemeen gedeeld worden. Het verzet tegen Schengen. De kritiek op de EU. De islamkritiek. Het verzet tegen de multicultuur. Het verzet tegen de overheersing van het internationale bedrijfsleven. De ideologie van de Centrumpartij kan een op een gelegd worden op die van de PVV, in de peilingen nu met afstand de grootste partij. Andere ideeën zijn nog breder gedeeld. Integratie. Inburgering. Alleen de Centrumpartij noemde dat in de folders. ‘Racistisch’ vond de rest dat. In die zin is dus wel het gedachtegoed van Janmaat deels meegenomen in de gevestigde politieke structuur, maar Janmaat zelf bleef buitengesloten. Dat was destijds goed te zien in de figuur Bolkestein, die zich profileerde als het nieuwe harde geluid van de VVD, op het moment dat Janmaat nog in de Kamer zat. Bolkestein zette zich hard af tegen Janmaat, en deed kritische uitspraken over de komst van asielzoekers in de jaren negentig, zonder daar politieke consequenties aan te verbinden want zijn samenwerking met de PvdA, die van geen probleem wilde weten, bleef in stand. Bolkestein maakte zelf deel uit van de politieke elite, en gaf signalen af waarmee het ongenoegen over de gevolgen van de immigratie in Nederland werd gekanaliseerd zonder dat er uitvoering aan gegeven werd. Dit is ook zoals de kneedbare Nederlandse democratie werkt. Meebuigen, maar niet toegeven.

Ondertussen gaat de grote lijn van de ongekende overwinnaars gewoon door. De globalisering. De ontmanteling van de natiestaat door de internationale rechtsvorming, waarop Thierry Baudet wees in zijn boek De aanval op de natiestaat. De uitbreiding van de EU. De steeds meer Multi-etnisch wordende samenleving, die door allerlei conflicten en ongemakkelijkheden, steeds minder op een ‘samenleving’ gaat lijken.

Die grote beweging, die door de woordvoerders ervan, zoals D66 leider Pechtold, worden gezien als ‘de gang van de tijd’, en ook als ‘progressief’, want dynamiek is van nu, is in werkelijkheid een beweging naar steeds minder democratie. Naar een grenzeloze, ongrijpbare wereld. Geen maakbare wereld, maar een wereld waarin de mens uiteindelijk machteloos staat, voortgedreven door de technologie. Het is interessant om te zien hoe de manische ideologie voor multicultuur door dezelfde figuren nu wordt vertolkt in de vorm van plotseling opstekend fatalisme; Je kunt de grenzen toch niet sluiten, dat gaat niet helpen.

Ik zag die fatalistische gang naar een nieuwe tijd voor het eerst scherp verwoord in het elegante essay Het einde van de democratie, van de Franse VN diplomaat Jean-Marie Guéhenno, die de afgelopen jaren nog een leidende rol speelde in de revisie van het veiligheidsapparaat onder president Hollande. Een man uit de internationale elite dus. In 1994 verscheen dat boekje en ik las het meteen. Het werd een soort cultboekje, maar ik denk niet dat velen het zullen kennen. Er waren toen meer boeken over de nieuwe netwerkmaatschappij, de meeste enthousiast, of zelfs opgelucht. Beroemd werd het boek Het einde van de geschiedenis en de laatste mens, van Francis Fukuyama, dat na de val van de muur het einde van iedere ideologische strijd aankondigde.

Geen haar op mijn hoofd overigens toen om dat postmoderne denken te verbinden met Janmaat, in mijn ogen een lachwekkende kleinburger.

Guéhenno schreef, op zijn intellectuele en onthechte wijze over de zaken waar het ook Janmaat om ging: Het einde van de naties. Het einde van de politiek. De, zoals hij dat toen noemde, Libanisering van de wereld. Guéhenno had het over de afname van het belang van het grondgebied door de industrialisering, en hoe de wereld steeds meer ‘abstracter’ en ‘ongrondstoffelijker’ werd. We leven in het tijdperk van de netwerken, schreef hij, waarin de verhouding tussen politiek en burger op de achtergrond raakte. Volgens hem werd de samenhang in de wereld niet meer bepaald door gemeenschappen, naties of bedrijven, maar door de problemen die in deze wereld moeten worden opgelost. Hij schreef: ‘Samenhang is slechts te vinden in de opeenvolging van beelden uit de samenleving die de media wekelijks naar de samenleving uitzenden.’ Ik onderstreepte het allemaal gretig, in 1994, zie ik nu. Of het beeld dat hij schetste nu euforisch is of apocalyptisch, valt door de filosoferende schrijfstijl moeilijk vast te stellen. Waarschijnlijk allebei.

Jean-Marie Guéhenno schreef over de voortdurende labiliteit in deze netwerkwereld zonder centrum of grenzen, dit ‘nieuwe keizerrijk’, zoals hij het noemde. Citaat: ‘Het is een krachtenveld waarbinnen wordt gezocht naar een evenwicht tussen het streven naar meer verbindingen en de angst om de controle over reeds bestaande netwerken te verliezen.’ En, tenslotte: ‘Het keizerlijk tijdperk is een tijdperk van voortdurend, maar diffuus geweld.’ Dat klinkt anno 2015 niet minder raak.

Maar wat Guéhenno niet vermeldde, was dat de globaliserende werkelijkheid alleen maar door een kleine elite als aangenaam ervaren kan worden. De groep die in staat is overal en nergens te wonen, die met elkaar contracten kan afsluiten en elkaar kan ondersteunen. De groep die helemaal geen nationale democratie nodig heeft. Integendeel, die dat eerder als ballast ervaart, als onnodige beperking, en eigenlijk ook als een gevaar om het ‘nieuwe keizerrijk te laten zegevieren. De klassieke middenklasse, die de kern is van een burgerdemocratie binnen een natiestaat, zal in dat nieuwe keizerrijk weggevaagd zijn. Wat er overblijft zijn de superrijken en de superarmen, allebei verkerend in vormeloze netwerken, de een gelukkig en verveeld, de ander ongelukkig en verdeeld.

In zijn in 2012 verschenen sociologische studie naar de arme en rijke blanken in de VS, Coming Apart, geeft Charles Murray aan hoe in de jaren zestig beide groepen nog in dezelfde wereld leefden, maar hoe er nu twee werelden zijn ontstaan, die elkaar nergens meer raken, waar geen persoonlijke contacten meer bestaan, waar normen en waarden en toekomstbeelden honderd procent van elkaar verschillen. De wereld waarin de internationaal levende ‘narrow elite’ de wetten bepaalt en het nieuws componeert en de wereld waar de white trash consumeert en steeds ongezonder voortstrompelt in het donker, overgeleverd aan verslavingen, in uiteenvallende huwelijken. Zelfs fysiek wonen ze niet meer in hetzelfde land, geeft hij aan.

Hier bestaat de klassieke natiestaat dus al niet meer, en van enige democratie kan er ook geen sprake meer zijn.

In dat grote kader van ‘de loop van de geschiedenis’ die door velen als onprettig wordt ervaren, valt de strijd van Janmaat te begrijpen. Net zo goed als de huidige strijd van de PVV. Het is een strijd voor de democratie. Voor het volk. Ook al wordt het in de media voortdurend andersom voorgesteld.

Democratie, of de afgeleide vormen ervan, kan alleen bestaan binnen het afgebakende kader van een natiestaat. Een democratie functioneert niet zonder ‘demos’: Dat begrip wijst enerzijds naar bepaalde instituties binnen een democratisch model, maar anderzijds ook naar een ‘volk’. Wat een ‘volk’ precies is, valt lastig te definiëren. Het was een term die Janmaat veel gebruikte. Wilders gebruikt de term sinds kort. Hij geldt als radicaal. Het is netter om over ‘demos’ te spreken, maar er is zoals gezegd eigenlijk geen verschil. Zelfs Frans Timmermans, toen nog minister, moest in het Kamerdebat naar aanleiding van het referendumverzoek van het Burgerforum EU, toegeven dat de EU geen demos is. Zeg maar geen overlegruimte. Geen platform. Precies om die reden kan de EU dus ook geen democratie zijn, ook al zijn er allerlei instituties in het leven geroepen, zoals een Europees Parlement, die naar de vorm op democratie lijken.

Instituties zijn nodig voor het kunnen laten bestaan van een democratische natiestaat. Dat werd uitvoerig en overtuigend uiteen gezet in recente studies, zoals die van, alweer, Francis Fukyama; Political Order and Polical Decay, waarin vooral het belang van een goed functionerende bureaucratie wordt benadrukt. Eerst moet er een bureaucratie zijn, zegt Fukuyama. En daarvoor is een staat van oorlog nodig. Hij noemt Pruisen als het oervoorbeeld. Door een goed functionerende bureaucratie kan de belasting geïnd worden die nodig is voor het op de been brengen van een leger. Democratie volgt pas daarna, als een bijproduct. Dan is er nog het recent verschenen boek Why Nations Fail, van Daron Acamoglu en James Robinson. In dat boek concentreren de schrijver zich op de politieke ontwikkeling van die instituties, die volgens hen voorwaarde zijn voor technologische ontwikkelingen die de welvaart hebben gebracht. Een almachtige vorst staat geen technologie toe, want die kan het volk mobiliseren, werd toen gevreesd. Ook internationale handel wordt door de absolute vorst gezien als een gevaar. Hij verliest de controle. Het zo lang zo geïsoleerde China, waar de technologische ontwikkeling en de handel door de vorst tot stilstand werd gebracht is een goed voorbeeld. In dat boek wordt overtuigend vastgesteld; Hoe beter de instituties, dat wil zeggen, hoe beter de controle op de macht, des te meer welvaart. Deze auteurs verwerpen met heel veel voorbeelden de theorie van Jared Diamond in diens wereldwijde bestseller Guns Germs & Steel, waarin de verschillen tussen geslaagde, welvarende samenlevingen en arme, chaotische samenlevingen, geheel worden verklaard vanuit geografische verschillen. Diamond schreef zijn boek naar eigen zeggen als verweer tegen de ‘etnische denkers’, die hij racisten noemt, zonder ook verder maar één woord aan hun argumenten te wijden.

Maar ook in die boeken over het belang van instituties, democratie en bureaucratie, zul je tevergeefs zoeken naar het belang van een ‘volk’, laat staan over het belang van etnische verschillen.

Eigenlijk is ‘democratie’ in deze grote visies slechts een tussenfase, samenvallend met de periode van de natiestaten. Iets dat noodzakelijkerwijs overgaat in het nieuwe keizerrijk van Guéhenno.

De zogeheten populistische bewegingen in Europa, en in de VS, hangen de ultieme maakbaarheid aan. Ze stellen de loop van de geschiedenis te kunnen veranderen. Als we maar willen. Daar is nogal wat voor nodig, zoals een duidelijk perspectief. De tegenstanders zeggen: je kunt de geschiedenis niet terugdraaien. Janmaat werd steevast voorgesteld als iemand die terug wilde naar de jaren vijftig, en in zekere zin wordt dat de aanhangers van de PVV ook voorgeworpen. Dat is misschien een gemakzuchtig argument. Maar het is ook een niet zo makkelijk te weerleggen argument. Zowel Janmaat als Wilders faalden tot nu toe in het neerzetten van een overtuigend nieuw wereldbeeld.

De Centrumpartij van Janmaat voerde dat debat intern ook, en op een hoger niveau dan gedacht zou worden wanneer je alleen maar afging op de media.

Ik wil even een klein stapje maken naar de persoon Janmaat, want op een interessante manier past hij in de Nederlandse samenleving, die bijzonder ingewikkeld is.

Janmaat zelf was een kind van een joodse moeder die zo nadrukkelijk katholiek was geworden dat ze binnen de familie ‘Maria’ werd genoemd. Hans Janmaat zelf was ook katholiek, maar anders dan bijvoorbeeld de visioniaire Pim Fortuyn, voelde hij zich niet door de katholieke kerk gemotiveerd. Misschien had hij door zijn joodse afkomst ook geen natuurlijk samenhorigheidsgevoel binnen de Katholieke zuil. Ik heb daar helaas niets over gevonden. Zelf zei Janmaat daar nooit iets over. Wel gaf Janmaat vaak aan dat hij door zijn ‘lage afkomst’ altijd een buitenstaander bleef in de gevestigde politiek. Binnen de KVP was hij een tegenstander van de toen in de steigers staande CDA constructie. Hij wilde van de KVP een niet aan religie verbonden volkspartij maken, een grote middenpartij die net als in het vroegere verzuilde model, de banden van hoog tot laag kon aanhouden. Heel duidelijk een partij voor het Nederlandse volk. Immigratie was daarbij een gevaar. Hij bespeurde die sentimenten ook binnen de KVP, maar door de toen al politiek correcte KVP leiding mochten die niet worden uitgesproken.

Bij Janmaat en Wilders vind je dus die term ‘het volk’ terug. Maar bij beide ontbreekt het aan de definitie. De zittende elite heeft het zich makkelijk gemaakt. Wie een Nederlandse paspoort heeft, is een Nederlander. Klaar. Ze hebben tenslotte de loop van de tijd in hun rug. Aanvankelijk, in de periode Janmaat, werd er niet eens gesproken over inburgering of integratie. Het was Janmaat’s medewerker Vierling die op de proppen kwam met het idee voor een inburgeringcursus, iets wat we nu normaal vinden. Maar inburgeren waarin? Wie weet het nog?

Nog steeds is het niet zo dat je het Nederlanderschap moet bewijzen of verdienen. Zoals er bijvoorbeeld in Duitsland wel voorwaarden gesteld werden om de Duitse nationaliteit te verkrijgen. Janmaat maakte ooit nog eens in de Tweede Kamer een punt over de vanzelfsprekendheid waarmee ook buitenlandse misdadigers genaturaliseerd werden. Dat was toen voor de PvdA weer een bewijs dat hij een halve nazi was. Janmaat vond ook dat pas de derde generatie immigranten een bestuursfunctie mocht krijgen. Ook dat paste in de gedachte: Eenmaal binnengekomen, maak je niet automatisch deel uit van het Nederlandse volk. Dat kost tijd. Dat moest je verdienen, vond hij. Niet iedereen die de grens overkwam, was zomaar Nederlander met Nederlandse rechten. Janmaat kwam daarmee in conflict met de Nederlandse Grondwet, die het alleen maar heeft over het bevinden op Nederlands grondgebied, niet over het zijn van Nederlander.

Bij Wilders speelt die discussie over immigranten minder, omdat die zich concentreert op de islam en op moslims. Daar had ook Janmaat het overigens al over, en dat was toen voor sommigen het ultieme ‘bewijs’ dat hij een racist zou zijn. Wilders ontwikkelde zich tot de anti-islamist. Zo kent de wereld hem. Maar daarmee gaat hij dus mee in de grote ideologische discussie die uitstijgt boven de Nederlandse grenzen. Wilders is zo een globalist geworden, ook al noemt hij zich patriot. Volgens mij is dat een spagaat. Maar welke andere keuze heeft hij. Moet hij de geschiedenis stil willen zetten? Als de internationale anti-islamist heeft hij een toekomst, als Nederlandse patriot blijft hij de boze stem van een ongenoegen dat niet democratisch aan de macht gelaten zal worden.

Ik keer nog even terug naar Jean-Marie Guéhenno, en zijn boekje Het einde van de democratie. Hij had het toch bijzonder scherp gezien. Hij schreef: ‘Door het spel van communicerende vaten moet de beschrijving van de genealogie, het ras of de religie van een gemeenschap strikter zijn naarmate de afbakening van het grondgebied onduidelijker is.’ Met andere woorden: In het nieuwe keizerrijk van de netwerksamenleving neem ideologie het over van nationaliteit. En dat zien we nu ook. We hebben het over de islam en over de verlichting. We hebben het over het idee Europa. Over ‘het Westen.’ We hebben het over het ‘zwart-zijn’, over racisme. Nederland? Dat is achterlijk, en slecht. Dat is een slavernijverleden. Zwarte Piet.

Ook het nazirijk van Hitler was in feite de verwerping van de Duitse natiestaat, die werd vervangen door de mythe van het Germanendom, een genetisch verdwenen stammencultuur. Gemixt met quasi-wetenschappelijke kletskoek over ‘het zuivere ras’ en ‘superioriteit.’ Dat sprak veel wanhopige Duitsers aan. Een wereld zonder grenzen, maar alleen met fronten. Precies wat het Kalifaat van ISIS ook is. Een idee. Geen land. Met als cynisch spiegelbeeld ‘Der Judenstaat’, de titel van het in 1896 verschenen boekje van Theodor Herzl. Maar wanneer we anno nu Israël omschrijven als de staat van het Joodse ras, wordt dat wel heel wrang, want die term kwam van Hitler. We kunnen overigens hoogstens spreken over de Joden als een etnisch groep. Rassen gaan sowieso over grenzen heen en maken daarom geen onderdeel uit van het democratische model dat binnen grenzen bestaat.

Het lukte Janmaat niet om met sterke tegenbeelden te komen voor ‘de Nederlanders.’ Beelden die meer waren dan het ongenoegen van de verliezer in deze veronderstelde gang van de geschiedenis. Ik heb het Wilders ook nog niet zien doen. En ik moet ook zeggen dat het hondsmoeilijk is. Want hoe definieer je ‘het Nederlandse volk’? Ik heb het nog niemand zien doen. Etnisch? Juridisch? Geschiedkundig? Cultureel? De kwestie is prangend, want zoveel miljarden mensen in de wereld gaan er zozeer op vooruit wanneer ze zich Nederlands burger kunnen noemen. Nederland is misschien wel het beste land van de wereld. We moeten dus nee verkopen. Maar op basis van wat? Niemand die er echt over na wil denken. Het is te pijnlijk, te lastig, teveel met taboes omgeven. We geven het nog liever op dan dat we het definiëren.

Mogelijk dat oorlog dit kan veranderen. Een traditionele oorlog versterkt niet alleen de natiestaat, maar doet die zelfs ontstaan. Maar dat soort oorlogen zien we niet zoveel meer. Nu lijken we steeds meer gezogen te worden in de diffuse toestand van alom geweld, waar Guéhenno over schreef. Een oorlogstoestand tussen ideologieën en etnische groepen waaronder de natiestaten bezwijken. En daarmee de democratie.

Hoe dit te keren is voor mij de grote vraag. Ik zou willen dat ik er zelf een antwoord op had.

Filed under: in het Nederlands

Leave a Reply

*

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.